Nederland is één van de weinige landen in de wereld dat al in de middeleeuwen grotendeels een diensteneconomie was. Toegegeven, natuurlijk waren er ook veel boeren en waren er meer dan genoeg arbeidslieden in Nederland, maar het grootste deel van de winst werd gehaald met diensten. Het verhandelen van aandelen, de handel in luxe goederen en grondstoffen en het bankieren. Nederland heeft deze trend door de geschiedenis heen voortgezet en is tot op heden een economie dat grotendeels op diensten draait, een diensteneconomie. Dit zie je bijvoorbeeld terug in het gegeven dat in Nederland veel hoofdkantoren van multinationals zitten, maar ook omdat er veel dienstverleners zitten, van een loonbureau tot een inbound callcenter. Deze trend zet momenteel door, want in de afgelopen 25 jaar is de dienstensector gegroeid terwijl de industrie en agrarische sector juist in omvang zijn afgenomen. Deze groei is grotendeels te danken aan de wildgroei van het aantal kleinbedrijven die diensten leveren. In de overige sectoren nam het aandeel kleinbedrijven juist af door schaalvergroting en de moeilijke afzetmarkt. Zo is het voor een kleine boer een stuk lastiger om zijn of haar producten te sluiten dan dat dit is voor een ondernemer die een telefoondienst aanbiedt, simpelweg omdat diensten flexibeler zijn en meestal minder hoge investeringen vereisen. Ditzelfde geldt ook voor de industrie: een kleine producent is relatief veel kwijt aan het runnen van zijn fabriek en arbeid en door het gebrek aan schaalvergroting kan hij niet concurreren op prijs omdat het break even punt simpelweg buiten bereik ligt. Hier heeft de dienstensector veel minder last van, omdat er vaak geen machines, ingewikkelde processen en dergelijke aan te pas komen. Nu de economie weer aantrekt lijkt het er overigens op dat de Nederlandse diensteneconomie alleen maar verder zal groeien, ten kosten van de industriële en agrarische sectoren. |
https://www.bizziphone.com/ |